De impact op vrouwen van degressiviteit in werkloosheidsuitkeringen
Wanneer je werkloos wordt krijg je een uitkering die je verlies aan loon voor een stuk compenseert. Deze uitkering is een percentage van je laatst verdiende loon. Dit percentage daalt in fases naarmate je langer werkloos bent. Wanneer je gedurende een bepaalde periode werkloos bent wordt dat percentage vervangen door een forfaitair bedrag. De werkzoekende met gezinslast krijgt een hogere uitkering dan de alleenstaande. De samenwonende werkzoekende zonder gezinslast ontvangt een lagere werkloosheidsuitkering dan de alleenstaande.
Aangezien werkloze mannen vaker als ‘gezinshoofd’ of werkzoekende met gezinslast bekend zijn, vallen meer werkloze vrouwen onder het statuut van ‘samenwonend’. Dat heeft tot gevolg dat zij lagere uitkeringen krijgen en dus minder autonomie hebben dan hun mannelijke partners. Verscheidene vrouwenorganisaties vinden dit onrechtvaardig, temeer omdat vrouwen toen zij nog werk hadden procentueel evenveel bijdroegen aan de sociale zekerheid als hun man.
Vooral sinds 2012 wordt een steeds lagere werkloosheidsuitkering gekoppeld aan een activering door VDAB en RVA. Anders dan vroeger worden ook de uitkeringen aan werkloze ‘gezinshoofden’ en ‘alleenstaanden’ in de loop van de tijd geleidelijk aan verlaagd, tot op een bepaald forfait.
Na de hervorming van 2012 neemt het globale armoederisico bij volledige werkloosheid sneller en sterker toe met de duur van de werkloosheid: na 61 maanden zou het armoederisico 28,0% bedragen in plaats van 21,5% vóór de hervorming. Deze verhoogde risico’s gelden voor de drie categorieën maar is het sterkste voor de alleenstaanden.
Het regeerakkoord van 2014 kondigt aan dat de impact van de versterkte degressiviteit zal opgevolgd worden en dat na evaluatie bijkomende maatregelen overwogen kunnen worden.
Het systeem van werkloosheidsuitkeringen wordt in 2018 nogmaals hervormd, de zogenaamde ‘nieuwe arbeidsdeal’. De uitkeringen in de eerste periode worden verhoogd, terwijl de degressiviteit in latere periodes wordt versterkt. Deze hervorming is volgens de regering geen besparing, maar een activeringsmaatregel. Het verzekeringsprincipe en solidariteitsprincipe achter de werkloosheidsuitkeringen blijft behouden. De hervorming ziet er als volgt uit: • Verhoging tijdens de eerste 6 maanden van de werkloosheidsuitkering. Dat zal gebeuren via een verhoging van het plafond van 2.619,09 euro of van het huidige percentage van 65%. Deze versterking zal bij KB worden vastgelegd door de minister van werk. • In de daaropvolgende maanden een snellere daling van de werkloosheidsuitkering. De modaliteiten (de duur van de degressiviteitsperiodes, de graad van degressiviteit en de bedoelde categorieën) zullen bij koninklijk besluit worden vastgelegd door de minister van werk. • De band met opleidingen wordt versterkt: arbeidsmarktgerichte opleidingen worden aangemoedigd. De RVA en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling kunnen samen bepalen welke jobs en opleidingen in aanmerking komen, waardoor het mogelijk wordt zich aan te passen aan de gewestelijke diversiteit. • De werkloosheidsuitkering in de derde periode zal minstens behouden blijven. Bij het gebruik van de welvaartsenveloppe moet het ontstaan van nieuwe werkloosheidsvallen zo veel mogelijk vermeden worden. De minister van werk zal tegen november 2018 een ontwerp KB uitwerken dat uitvoering geeft aan deze principes. De geleidelijke inwerkingtreding zal gebeuren vanaf januari 2019.
De Vrouwenraad wil een herziening van het degressiviteitsstelsel in de andere richting (geen versnelling), inclusief de afschaffing van de categorie samenwonende werkloze zonder gezinslast. Wij vragen ook een onderzoek/evaluatie van de impact op armoede voor vrouwen en mannen van de hervorming van de werkloosheidsreglementering.
|