Huwelijksquotiënt
De belastinghervorming van 7 december 1988 maakte een einde aan de samenvoeging van de beroepsinkomsten van gehuwden. Door deze zogenaamde decumul betalen ze minder belastingen.
Voor eenverdienersgezinnen die niet van deze decumul konden genieten werd het huwelijksquotiënt (HQ) ingevoerd. De wetgever wilde daarmee een grotere keuzevrijheid bieden bij de combinatie van gezins- en beroepsleven (één van de ouders kan ervoor kiezen om niet te gaan werken en zich enkel inzetten voor de opvoeding van de kinderen), rekening houden met kinderen ten laste en ook een bijkomende inspanning leveren voor bescheiden inkomens.
Het huwelijksquotiënt werkt als volgt: de partner zonder of met een laag beroepsinkomen, meestal de vrouw, krijgt 30% van het netto-belastbaar inkomen van de beroepsactieve partner toegekend, weliswaar met een bovengrens die voor het aanslagjaar 2014 op 10.200 euro ligt. De fiscus berekent dit HQ zelf maar het gaat wel om een fictieve overdracht. De partner zonder of met een laag inkomen krijgt dat bedrag dus niet op haar/zijn rekening.
Studies van 1999 van de FOD Financiën en het Centrum voor Sociaal Beleid van de UA toonden aan dat de oorspronkelijke doelstellingen van het HQ toen al geen bestaansreden meer hadden. Met de toename van de tewerkstellingsgraad van vrouwen is het HQ-systeem immers geëvolueerd naar een subsidie voor gepensioneerden (al dan niet voor hun vroegere kinderzorg).
Sinds de invoering van het HQ zijn er bovendien heel wat nieuwe combinatiemaatregelen bijgekomen, zoals kinderopvangvoorzieningen aangevuld met een belastingvoordelen, belastingverminderingen voor kinderen ten laste, de thematische verloven, tijdskrediet.
Wettelijk samenwonenden genieten sinds het aanslagjaar 2005 ook van het HQ. In dat jaar waren er 302.070 belastingplichtigen die van het HQ gebruik maakten en bedroeg de geraamde kostprijs voor de staat 277 miljoen euro. In het aanslagjaar 1991 bijvoorbeeld waren er 1.188.466 aanslagen met HQ en lag de budgettaire kost op 58,7 miljard BEF.
Vanuit feministische invalshoek vinden we dat het HQ voor vrouwen werkt als een werkloosheidsval. Bovendien stijgt het fiscaal voordeel naarmate het inkomen van de beroepsactieve partner toeneemt, vooral bij eenverdienersgezinnen met twee partners en minder bij tweeverdienersgezinnen waarvan één partner een laag inkomen heeft. Zo wordt de zorgrol - hoewel het HQ niet gebonden is aan feitelijke zorginspanningen - op ongelijke wijze gevaloriseerd.
Het uitgangspunt van de Vrouwenraad is een volledige individualisering van de belastingaangiften met aparte aanslagbiljetten in de personenbelasting, ook voor koppels. Dit impliceert in de toekomst een proces met verschillende hervormingen in de personenbelasting. Het HQ is één van de mechanismen dat daarvoor in aanmerking komt.
De Vrouwenraad pleit voor de afschaffing van het HQ vanaf een bepaald aanslagjaar in de nabije toekomst voor elke afgestudeerde die een gezin vormt. Voor ons kan het HQ bovendien afgebouwd worden voor diegenen die er momenteel nog van genieten maar enkel wanneer er geen kinderen meer ten laste zijn en de inkomens voldoende hoog zijn. |