Objectieve berekeningsmethode onderhoudsbijdrage voor kinderen
Artikel 203 §1 van het Burgerlijk wetboek (BW) stelt dat de ouders naar evenredigheid van hun middelen moeten zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Wanneer de ouders uit elkaar gaan is het een hele klus om te bepalen wie wat moet betalen voor het levensonderhoud van de kinderen.
Artikel 1321 §1 van het Gerechtelijk wetboek verplicht de rechter die een beslissing neemt over de onderhoudsbijdrage voor het kind om acht criteria te beoordelen om het bedrag te kunnen vastleggen: de aard en het bedrag van de middelen van de ouders; de gewone kosten waaruit het budget van het kind is samengesteld en de wijze van begroting; de aard van de buitengewone kosten en het deel dat elke ouder voor zijn rekening moet nemen; de verblijfsregeling en de bijdragen in natura van elke ouder; het bedrag van de kinderbijslag en van sociale en fiscale voordelen die elke ouder voor het kind ontvangt; de inkomsten die elke ouder uit het genot van de goederen van het kind zou kunnen hebben; het aandeel van elke ouder in de tenlasteneming van alle kosten van het kind (zie opsomming art/ 203 §1 BW); de bijzondere omstandigheden. De wet van 21 december 2018 voert in deze paragraaf een tweede lid in waarbij de motiveringsplicht van de rechter uitbreidt naar alle overeenkomsten die worden gesloten tot vaststelling van de onderhoudsbijdragen (bijvoorbeeld regelingsakten voorafgaand aan de echtscheiding door onderlinge toestemming, akkoorden in de loop van de gerechtelijke procedure). De bedoeling is om de geschillen te beperken bij verzoeken tot herziening van het bedrag van de onderhoudsbijdrage. Artikel 203bis van het BW wordt door deze wet aangepast wat betreft de regeling van de buitengewone kosten. Dit zijn kosten die boven het budget voor het onderhoud van het kind gaan en niet opgenomen zijn in de vastgestelde onderhoudsbijdrage.
Oplossingen voor buitengewone kosten
Er is jaren veel onduidelijkheid geweest over welke kosten tot de buitengewone kosten kunnen gerekend worden. Er circuleerden verschillende lijsten bij verschillende familierechtbanken en hoven van Beroep. Ook advocaten en notarissen hadden vaak eigen lijsten voor hun modelovereenkomsten. Het Koninklijk Besluit van 22 april 2019 “tot vaststelling van de buitengewone kosten die voortvloeien uit artikel 203, § 1 van het Burgerlijk Wetboek en de wijze van tenuitvoerlegging ervan” bevat een gelimiteerde lijst van buitengewone kosten en een wijze van afrekening. Het gaat om veertien soorten kosten, onderverdeeld in drie categorieën: medische en paramedische kosten (vier soorten), schoolkosten (zeven soorten) en kosten verbonden aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en de ontplooiing van het kind (drie soorten). Er is ook ruimte voor een restcategorie: de overige kosten die de ouders in een gezamenlijk akkoord als buitengewone kosten benoemen of die de rechter als dusdanig kwalificeert. De wet bepaalt ook dat bij gerechtelijke beslissing of overeenkomst kan afgeweken worden van de lijst van het KB.
Berekeningsmethode(s)
Voor het berekenen van de onderhoudsbijdrage voor kinderen voorziet de wet van 19 maart 2010 "tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen" een aantal elementen waarop rechters hun bepaling van het bedrag moeten baseren.
De Koning kan (via een KB) een berekeningswijze voorstellen van 2010. Vooraleer dit gebeurt moet een Commissie voor onderhoudsbijdragen, die door de wet van 2010 voorzien is, een objectieve methode of methodes voor de berekening van de onderhoudsbijdragen voor de kinderen voorstellen. Op deze methode(s) kunnen rechters zich dan baseren om de kosten voor de kinderen te kunnen ramen.
De Vrouwenraad maakt deel uit van de Commissie Onderhoudsbijdragen.
De Commissie voor onderhoudsbijdragen is in 2016 van start gegaan en werkt aan aanbevelingen aan de minister van Justitie en de minister bevoegd voor de gezinnen om:
- de kosten van het onderhoud, de opvoeding en de vorming voor de kinderen van gescheiden ouders te berekenen;
- de bijdrage van elke ouder in de financiering van deze kosten vast te stellen.
Tijdens de eerste twee jaar van haar mandaat heeft de Commissie verschillende Belgische en buitenlandse experten gehoord die de verschillende methoden om de berekening van onderhoudsbijdragen te objectiveren, kwamen toelichten.
De Commissie heeft eveneens gewerkt aan de verduidelijking van de begrippen gewone en buitengewone kosten, dat geresulteerd heeft in een advies in functie van het KB van 22 april 2019.
In 2017-2018 zette de Commissie haar onderzoek met betrekking tot de verschillende evaluatiemethoden van de onderhoudsbijdragen verder.
De Commissie voert in 2019-2020 een meer diepgaande vergelijkende analyse uit van de verschillende reeds bestaande methoden.
Meer info:
|