Achtergrond

Contexte

Oorlogen zijn geen exclusieve mannenzaak. Al zijn de meeste soldaten mannen, er is nog nooit een oorlog geweest die niet evenzeer vrouwen trof. Ook zijn oorlogen al lang geen zaak meer van leger tegen leger. De precieze cijfers zijn controversieel, maar zeker is dat er tegenwoordig een pak meer burgers dan soldaten sterven in oorlogen. Burgers zijn vaak uitverkoren doelwitten in gewapende conflicten, zoals in Congo, Soedan of Somalië. Meestal gaat het dan om vrouwen en kinderen. Zo werden tussen 30 juli en 3 augustus 2010 in het Congolese dorp Luvungi en omstreken ongeveer 240 vrouwen, meisjes en zelfs baby’s gedurende vier dagen verkracht. Volgens de VN verklaarden minstens 1244 vrouwen in Congo dat ze in het eerste trimester van 2010 verkracht werden – dat zijn gemiddeld bijna veertien verkrachtingen per dag. Vrouwen worden ook op een andere manier misbruikt in oorlogstijd, namelijk voor propagandadoelstellingen om oorlogen goed te praten voor de achterban. Zo worden mannen plots ‘moedige soldaten’ terwijl ‘vrouwen en kinderen beschermd moeten worden (tegen vijandige mannen)’. Mede daarom wordt verkrachting ingezet als oorlogswapen om de tegenstander te demoraliseren: die was dan niet in staat om ‘zijn’ vrouwen te beschermen.

Vrouwen zijn cruciaal om vrede te bewaren of op te bouwen en om een land zich te laten ontwikkelen. Zo dragen vrouwen naast betaald werk ook nog de verantwoordelijkheid voor het huishouden en de zorg voor de kinderen. Dit betekent dat ze vaak een veel zwaardere werklast torsen dan hun mannen. Daarom staat investeren in vrouwen gelijk aan investeren in hun gezinnen en in de hele gemeenschap. Omgekeerd valt dan ook te bepleiten dat ontwikkelingssamenwerking kansloos is indien deze blind blijft voor de positie van vrouwen en hun kinderen.

Op 31 oktober 2000 keurde de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1325 goed. Die resolutie vraagt aandacht voor de specifieke impact van oorlog op vrouwen en zet in op de preventie van (seksueel) geweld. Ook erkenden de Verenigde Naties de onderschatte rol van vrouwen als vredestichters en vroegen ze daarom dat er meer vrouwen zouden worden betrokken bij de wereldwijde vredesopbouw en -handhaving. Veertien jaar na de aanvaarding van Resolutie 1325 worden vrouwen nog steeds weinig of helemaal niet betrokken bij de preventie van oorlog en geweld. Projecten voor vrouwen blijven te weinig gefinancierd. Vrouwen krijgen nauwelijks een stem in de vredesonderhandelingen of wederopbouw van hun land en blijven een grote minderheid in de vredesmissies. Dit ondanks de vele initiatieven die sindsdien zijn genomen om de situatie te verbeteren, zoals de aanvullende resoluties 1820, 1889 en 1960 en allerhande nationale actieplannen. Het is duidelijk dat woorden en instrumenten alleen niet volstaan. Wat nodig is, zijn daden, budgetten en concrete maatregelen door de nationale overheden voor de implementatie van Resolutie 1325.

Ook België heeft een Nationaal Actieplan, het NAP 1325. Maar middelen om het uit te voeren zijn niet voorzien. Daarom dat Platform 1325 eist dat er niet alleen meer vrouwen betrokken worden bij vredesprocessen, maar ook bij conflictpreventie en heropbouw na oorlogen. Wij beklemtonen daarbij de rol van vrouwen als actoren voor vrede, niet enkel als slachtoffers van oorlog.

Depuis longtemps, les conflits armés ne sont plus exclusivement une question d’armées qui affrontent d’autres armées loin de la population civile. D’après l’UNICEF, le nombre de victimes civiles causées par les guerres est passé de 5 % au début du 20ième siècle à pas moins de 90 % dans les années ‘90.

Les femmes et les enfants représentent 70 % des victimes civiles des guerres récentes. Ce n’est pas une question de hasard. De nos jours, le viol et d’autres atrocités sexuelles sont systématiquement utilisés comme armes de guerre pour démoraliser l’opposant et affaiblir les communautés. Les femmes sont ainsi souvent les cibles de prédilection des conflits armés.

Actuellement, les femmes sont toutefois encore peu impliquées dans les négociations pour la paix. Et ce n’est pas uniquement dû au fait que les femmes sont traditionnellement reléguées au second plan. Souvent, ce sont les parties les plus puissantes qui se réunissent. Il s’agit généralement de chefs de guerre. Certains de ces négociateurs craignent que les femmes exigent l’égalité des droits ou qu’elles fassent trop de compromis.

Pourtant, sans l’implication des femmes, le respect de leurs droits dans les accords de paix est inexistant. La violence sexuelle n’est par exemple presque jamais mentionnée dans les accords de paix. C’est même le cas pour les conflits dans lesquels le viol a été utilisé délibérément comme tactique de guerre. Parmi les 300 accords de paix signés entre 1989 et 2008, seuls 18 mentionnaient la violence sexuelle. Et moins d’accords encore en attribuaient la responsabilité aux auteurs. L’accès des femmes à la terre ou à la propriété n’a lui non plus jamais été un thème abordé dans le cadre des négociations pour la paix.

C’est pourquoi le 31 octobre 2000, le Conseil de Sécurité de l’ONU a adopté la Résolution 1325, dans laquelle les Nations Unies reconnaissent le rôle des femmes en tant que piliers des communautés. La résolution exige que davantage de femmes soient impliquées dans les négociations pour la paix et la construction de la paix, et place les droits et la sécurité des femmes à l’avant-plan. Elle accentue le rôle des femmes en tant d’actrices pour la paix, plutôt que leur rôle de victimes de guerre.

La Belgique a aussi un Plan d’Action National, le PAN 1325. Mais il n’y a pas de moyens pour la mise en oeuvre. C’est pourquoi la Plateforme 1325 revendique une plus grande participation des femmes dans les processus de paix ét dans la prévention des conflits ainsi que dans le processus de reconstruction du pays après le conflit.